Brief van IJslandvaarder Charles Desaever, daterend van 5 juni 1880. (deel 1)
Brief van IJslandvaarder Charles Desaever, daterend van 5 juni 1880. (deel 1)

Naar Iseland, naar Iseland, naar Iseland toe…


De heroïsche verhalen van onze Vlaamse IJslandvaarders blijven tot op de dag van vandaag tot de verbeelding spreken. Voordat aan het einde van de 19de eeuw de stoomschepen hun intrede deden, trotseerden heldhaftige mannen reeds eeuwenlang de IJslandse golven aan boord van grote zeilschepen. Aangetrokken door de grote voorschotten (avances) die beloofd  werden in de Noord-Franse havens van Gravelines en Duinkerke, scheepten talloze Vlaamse vissers van de Westkust in op deze zogenaamde goélettes (of galetten in vervlaamste vorm). Tot aan het begin van de 20ste eeuw voeren zo jaarlijks een honderd à tweehonderd Vlamingen naar IJsland om daar hun geluk te gaan beproeven.


6 maanden van huis


De schepen vertrokken in het voorjaar (februari-maart) richting het Noorden, en keerden normaal pas zes maanden later opnieuw huiswaarts (augustus-september). Gedurende dit half jaar werd in de gure wateren nabij IJsland volop jacht gemaakt op kabeljauw. Na 3 maanden van zwaar werk en barre omstandigheden aan boord, was het dan uiteindelijk tijd voor een weekje rust. De galette zocht veelal rond eind mei een IJslandse baai op, om er vers drinkwater in te slaan en herstellingen uit te voeren. Voor de bemanning was dit ‘baaileven’ dé kans om nog eens vaste grond onder de voeten te voelen, zichzelf en hun kledij grondig schoon te schrobben en drank- en zangfestijnen op te zetten met kennissen afkomstig van andere aangelande schepen in de baai. Het was bovendien ook het moment bij uitstek om de contacten met het thuisfront aan te halen. Brieven die IJsland bereikt hadden met Franse natieschepen lagen er op hen te wachten, en zijzelf hadden de kans om hun nieuwtjes neer te schrijven voor de achtergebleven familieleden. Enkele van deze brieven vinden tegenwoordig een onderkomen in de collectie van het NAVIGO-Nationaal Visserijmuseum. Het zijn stuk voor stuk unieke tijdsdocumenten die het verhaal van de IJslandvaarders tot leven roepen en een extra dimensie geven. Hieronder staan we even stil bij het relaas van de Koksijdse visser Charles (Karel of Carolus) Desaever (1831-1901), die op 5 juni 1880 vanuit Popeye (de lapnaam voor de IJslandse baai Fáskrúðsfjörður) een bericht naar zijn vrouw stuurde.

 

Brief van IJslandvaarder Charles Desaever, daterend van 5 juni 1880. (deel 2)
Brief van IJslandvaarder Charles Desaever, daterend van 5 juni 1880. (deel 2)

Zeer lieve vrouwen, wy laten u weten…


… den staet van onze gezondheyd en wy verhopen van u het zelve. Tot nu nog toe hebben wy een goed jaar gepasseerd en wy hopen dat gij thuis ook een goeden zomer zal passeren. Charles Desaever kon zijn brief gelukkig openen met goed nieuws voor de families die thuis bezorgd op een bericht van hun vissers zaten te wachten: de voltallige bemanning van de D.29 Foi, waarop Desaever actief was als zouter, stelde het goed. Bovendien had hij in april ook nog kunnen vaststellen dat zijn zoon Louis, visser aan boord van de Islandaise, in blakende gezondheid verkeerde. In de rest van de brief werd verteld over de vangsten, geïnformeerd naar de aardappelteelt en werden groeten van allerlei dorpsgenoten overgemaakt aan het thuisfront. Helaas was er ook slecht nieuws:

Maer wij hebben wel staan en horen als hij gezeyd heeft dat Jowanna Boeydens dood was van de pokken (…). Wij hebben verschoten als wy hebben horen zeggen dat Charles Haelyk begraeven was in Poepeye, wij hebben zijn kruys gezien (…).

Naast het bericht dat Joanna Boeydens, de echtgenote van IJslandvaarder Walter Vilain, op 19 maart 1880 overleed aan de pokken, hakte het nieuws van het overlijden van Desaevers dorps- en leeftijdsgenoot Charles (Karel) Haelewyck er stevig op in. Hij was op 5 mei, aan boord van de Irma, gestorven en vervolgens begraven op het kerkhof voor Franse zeelieden in Fáskrúðsfjörður. Desaever bezocht het graf, en mijmerde verder in zijn brief:

Ge ziet ons al te gaere gezond voortgaen en ziet, der zijn der altijd die hun leeven laten, hetzy door ongelukken of door ziekte (…). Is het niet pienelijk voor eene vrouwe van nooit meer haren man te zien of kinders hunnen vader…

Haelewyck was helaas slechts één van de vele Vlaamse vissers die het leven lieten tijdens de risicovolle reizen naar IJsland. Charles Desaever zelf had meer geluk: na zo’n 26 tochten, kon hij in 1880 afscheid namen van de IJslandvaart. Hij spendeerde zijn oude dag in de Hoge Blekkerwijk in Koksijde, waar hij in 1901 overleed.

Zicht op de goélettes in de baai van Fáskrúðsfjörður.

Fáskrúðsfjörður


De begraafplaats voor Franse zeelieden in Fáskrúðsfjörður, toen en nu. Eind mei ging een Koksijdse museumdelegatie de IJslandvaarders achterna. Over land volgden we hun sporen, tot aan de baai van Fáskrúðsfjörður. Daar brachten we niet enkel hulde aan Charles Haelewyck, wiens graf hier te zien is, maar aan alle Vlaamse vissers die een laatste rustplaats vonden op IJsland.

Beluister andere brieven die vanuit IJsland werden verstuurd: